Geschreven bij Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn
Allereerst het antwoord op de titel: nee, mensen zijn nauwelijks slim genoeg om te zien hoe slim dieren zijn, lijkt Frans de Waal in dit boek te willen betogen. Zijn antwoord vergt een paar honderd pagina's en van mij had het nog wel een paar honderd pagina's door mogen gaan. Hij beantwoordt de vraag namelijk op meerdere niveau's, die ieder voor zich fascinerend zijn.
Allereerst gaat hij in op de vraag: wat is intelligentie eigenlijk? Alle aspecten aan intelligentie komen in dit boek aan de orde: oplossingsgerichtheid, begrip, geheugen, zelfbewustzijn, taligheid, werktuiggebruik, groepsbewustzijn, zelfs ethiek.
Bij al deze onderwerpen schetst De Waal waarom het bij "intelligentie" hoort en hoe diverse dieren ermee omgaan. De voorbeelden die hij daarbij aanhaalt zijn geweldig, fascinerend, soms vertederend en soms zelfs grappig. Wat te denken van een aapje dat zijn voedsel deelt met zijn buurman, tenzij hij gezien heeft dat een verzorger die buurman net te eten gegeven heeft? Of van een aap die gezien heeft hoe een verzorger voedsel verstopte, maar ook dat dat voor een deel gezien is door een andere aap, waarna hij snel het voedsel opgraaft waarvan hij weet dat de ander het niet gezien heeft?
Overigens gaat het boek niet alleen over apen, allerlei andere dieren passeren de revue: inktvissen, eksters, bijen, dolfijnen, walvissen, veel dieren blijken intelligenter dan je dacht. De luipaard die op de kaft is afgebeeld ben ik overigens in het boek niet tegengekomen, maar dat terzijde.
Daarnaast gaat het over de vraag hoe je dergelijke intelligentie kunt testen. De recente onderzoeken die De Waal aanhaalt zitten vernuftig in elkaar en zijn op zich al interessant genoeg om dit boek voor te lezen.
Maar de kern van het boek is, zoals de titel al zegt: "Zijn wij als mensen wel slim genoeg om dit allemaal te achterhalen?" En daar vallen (in de ogen van De Waal) veel onderzoekers, met name eind vorige eeuw, afschuwelijk door de mand. Proefopstellingen werden ontzettend mensachtig opgezet, waarbij dieren werden geacht mensen na te doen, waarna, als ze dat niet deden, werd geconcludeerd dat dieren dus dom zijn. Maar zeg nou zelf, zou je als mens een aap nadoen? Waarom worden apen dan wel geacht mensen tijdens proefjes na te doen? Eigenlijk zei Einstein het al: "if you judge a fish by its ability to climb a tree, it will spend his whole life believing he's stupid".
De tests moeten dus zo worden opgezet dat ze passen bij de mogelijkheden van het dier; zo zijn veel dieren lang niet zo visueel ingesteld als mensen en moeten proeven dus meer leunen op bijvoorbeeld reuk en gehoor.
Daaroverheen legt De Waal tot slot een filosofisch vraagstuk: waarom vinden we het eigenlijk zo belangrijk om de intelligentie van dieren te meten en vooral om deze af te zetten tegen de menselijke intelligentie? En waarom vinden we het zo belangrijk om te bewijzen dat wij, mensen, intelligenter (en dus superieur) zijn? Deze drijfveer is zo sterk dat het veel onderzoekers ook in de weg zit, hetgeen De Waal ook duidelijk laat zien.