Uit de schaduw van de meester is een prachtig uitgegeven boek met harde kaft. Daarop staat ogenschijnlijk een afbeelding van de discipel Judas die zijn leermeester Jezus een kus geeft. De Romeinse soldaten weten dankzij deze ‘Judaskus’ wie zij in de boeien moeten slaan. Bij nader inzien gaat het echter niet om Bijbelse figuren want de discipel en de meester dragen toga’s en zijn kennelijk hoogleraren. De meester is René Diekstra en zijn discipel een zekere Aat Hemelrijk. Er is nog iets merkwaardigs met de afbeelding: op het wapenschild dat als aureool achter het hoofd van de meester hangt, lijkt de wapenspreuk van de Universiteit Leiden – Academia Lugduno-Batava – te staan. Maar dat staat er niet. In plaats van -Batava staat er Invidia, het Latijnse woord voor afgunst, jaloezie en nijd. Zoals door het hele boek heen te lezen valt, speelden juist deze emoties een verwoestende rol in de collegiale verhoudingen binnen de vakgroep klinische psychologie van de Universiteit Leiden. Voor de namen van stafleden van de vakgroep worden pseudoniemen gebruikt: de vrouw van Aat Hemelrijk heet Maria, een collega-hoogleraar Wolf Engel en diens vrouw Fokje. Diekstra blijft natuurlijk Diekstra.
De schrijver van het boek gebruikt zelf het pseudoniem ‘P. Licht’. Ziet hij (of zij) het als een plicht de dramatische gebeurtenissen in de tweede helft van 1996 opnieuw onder de aandacht te brengen en er nieuw licht op te werpen? Hij/zij is zeer goed op de hoogte van de (voor)geschiedenis en beschrijft de betrokken personen en hun interacties met een uitgelezen mengeling van satire, ironie en sarcasme. Zo levendig dat je haast zou denken dat hij er indertijd persoonlijk bij betrokken was.
Ook de opbouw van het boek is verrassend. Het telt maar liefst 52 hoofdstukken waarvan de meeste gemiddeld maar drie pagina’s lang zijn. Geen lange hoofdstukken om door te worstelen dus. Het eerste hoofdstuk brengt de lezer naar 11 december 1985, de dag waarop Aat Hemelrijk bij Diekstra promoveert en al gelijk denkt aan een professoraat. Daar komt het echter pas in september 1996 van, bijna 11 jaar later. In het laatste (52e) hoofdstuk gaat Hemelrijk precies 33 jaar na zijn promotie, op 10 december 2018, met emeritaat als hoogleraar aan de VU.
De hoofdstukken 9 tot 50 spelen zich af in het jaar 1996, precies 25 jaar geleden. Kranten zijn anoniem getipt dat Diekstra in zijn populariserende publicaties (zogenaamde ‘zelfhulpboekjes’) nogal wat tekst heeft overgenomen uit buitenlandse literatuur zonder bronvermelding. Journalisten, vakgenoten en zelfs naaste collega’s zetten een klopjacht op hem in, soms openlijk maar soms ook in het geniep. De Universiteit Leiden stelt een tweekoppige commissie in die moet uitzoeken wat er van al deze beschuldigingen waar is. Dan blijkt dat de bronvermelding in een aantal zelfhulpboeken inderdaad karig en onzorgvuldig is geweest. Niet best, maar niet genoeg om Diekstra het veld te laten ruimen. En dan schrijft zijn leerling Aat Hemelrijk de commissie een brief … Wat er dan gebeurt, en wat uiteindelijk de doorslag geeft, wordt meeslepend in de hoofdstukken 29 en verder (begin oktober 1996) onthuld. Verbijsterend en heel spannend!
Ter verdediging van René Diekstra verscheen al snel daarna de bundel opstellen van Dijkhuis, Heuves e.a., Leiden in last. De zaak-Diekstra nader bekeken (1997) en de zelfevaluatie van Diekstra O Nederland, vernederland! Psychologie van val en opstand (1998). Of Licht met In de schaduw van de meester het laatste woord over de kwestie heeft gesproken, is zeer de vraag. Er kan wel degelijk nog relevante informatie boven water komen dat nieuw licht op de zaak werpt. Zo zou bijvoorbeeld de Universiteit Leiden het archief van de genoemde commissie na 25 jaar toch eindelijk wel eens kunnen vrijgeven? Waarom moet het levenslang op een zolder blijven liggen?