Geschreven bij Een leven op onze planeet
Een van ’s werelds meest bekende biologen is David Attenborough. Zijn natuurseries, waaronder Planet Earth, Blue Planet en Frozen Planet, werden wereldwijd op de televisie uitgezonden en ook goed bekeken. Voor zijn verdiensten heeft hij diverse prijzen en eretitels ontvangen, en niet alleen in zijn vaderland Groot-Brittannië. Aan zijn al uitgebreide bibliografie kon in 2020 een nieuwe titel worden toegevoegd: Een leven op onze planeet. Het is een schriftelijke weergave van de gelijknamige Netflix-film en waarin hij beschrijft dat hij met eigen ogen heeft gezien hoe de natuur teloorgaat, maar waarin hij ook met oplossingen komt.
Een leven op onze planeet begint in het Oekraïense Pripyat, waar op 26 april 1986 de ramp in de kerncentrale Tsjernobyl plaatsvond. In deze inleiding, die leest alsof de auteur commentaar geeft bij een van zijn natuurdocumentaires, heeft hij het over het verval van deze plaats en vergelijkt dit vervolgens met het natuurlijke verval van de wereld. Vervolgens bestaat het boek uit drie delen. In het eerste blikt hij terug naar het verleden, waarin van een aantal jaren geschetst wordt hoe onze planeet er op dat moment voorstaat. Attenborough begint in 1937, hij was toen elf jaar oud, en besluit zijn terugblik in 2020. Uit de paar statistische gegevens waar ieder hoofdstuk (jaar) mee begonnen wordt, blijkt dat onze planeet er steeds slechter voor is komen te staan. De wereldbevolking is in die periode meer dan 300 procent gegroeid, de oppervlakte van de wilde natuur is bijna gehalveerd en de koolstof in de atmosfeer is met ongeveer 50% toegenomen.
De hoofdstukken in het eerste deel zijn voor het grootste deel autobiografisch, de auteur vertelt namelijk beknopt waar hij zich in de door hem uitgelichte jaren mee bezighield. Behalve dat vertelt hij ook hoe het gekomen is dat de natuur er zo op achteruit is gegaan. De belangrijkste veroorzaker daarvan is de mensheid, die heeft het, door zijn expansiedrift, volledig aan zichzelf te danken. Het komt er dus op neer dat de mens zijn eigen wereld aan het vernietigen is. De voorbeelden die de auteur noemt zijn onder andere ontbossing, stijging van de gemiddelde temperatuur en het uitsterven van een aantal diersoorten. De natuur kan daarom niet meer doen waarvoor het oorspronkelijk bedoeld is.
In een kort tweede deel wordt in een aantal decennia van de eenentwintigste eeuw beschreven hoe de wereld eruit komt te zien wanneer er geen maatregelen genomen worden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit doemscenario er niet om liegt. Attenborough gaat zelfs zover dat hij verwacht dat, wanneer de huidige tendens zich voortzet, de mensheid op termijn met uitsterven wordt bedreigd. Dit alles kan voorkomen worden door de natuur weer wild te maken, dus in zekere zin weer terug naar zijn oorspronkelijke vorm. Aan deze, maar ook aan andere oplossingen, besteedt de auteur aandacht in het derde en laatste deel. De regeringen van enkele landen, waaronder een aantal niet voor de hand liggende, hebben dit al ingezien en zijn gestart met diverse projecten waarvan sommige al resultaat hebben opgeleverd. De auteur wil met dit alles heel duidelijk aangeven dat het nog mogelijk is de wereld te redden, maar dat het wel heel snel moet gebeuren. Anders is het overduidelijk te laat. Dat laat hij in zijn slotconclusie heel duidelijk doorschemeren.
Een leven op onze planeet, dat begeleid wordt met diverse foto’s en een verklarende woordenlijst, is geen belerend boek dat alleen maar omziet in wrok en negativiteit. Wel is het een eyeopener voor wie denkt dat het allemaal wel meevalt met onze natuur. Voor degene die daar al van doordrongen is, is het een bevestiging van wat hij al weet. Al met al is het een bijzonder leesbaar boek waarin Attenborough feiten en ervaringen goed en duidelijk weet te combineren.