Dit boek gaat over de tweede helft van het leven. Het leven dat na je 50ste start.
Zover ben ik nog niet. En zorgen om het leven na m’n 50ste maak ik al helemaal niet. Leeftijd of mijlpalen in het leven op basis van een rond getal, dat heeft me nooit iets gezegd. Het is alleen maar een reden voor een extra weekendje weg.
De dramatiek rond een bepaalde leeftijd heb ik zelfs nooit begrepen. Integendeel, ik ben er altijd van uit gegaan dat mijn leven alleen maar beter wordt met ouder worden. Maar ik heb een gezonde interesse voor andere denkwijzen. Daarom heb ik dit boek gelezen.
In het boek blijf ik lang op m’n honger zitten. De titel ‘hoe ouder, hoe mooier’ dekt voor mij immers de lading niet. De eerste helft van het boek gaat ruimschoots over de overgang en over het feminisme. Wat ‘mooi zijn’ (uiterlijk of innerlijk) daar mee te maken heeft, dat heb ik niet goed begrepen.
Het auteursduo houdt in het boek vooral een pleidooi om goed voor jezelf te zorgen en om te doen wat je graag doet. Het gaat vooral over het actieve beroepsleven waarbij ze nog lang niet uitkijken naar het gepensioneerde leven.
Het boek leest vlot weg. Niet alle onderwerpen dragen echter mijn interesse maar soms staan er toch waardevolle zinnen in.
Het boek sluit af met een prachtig gedicht van Charlie Chaplin met als titel ‘Toen ik van mijzelf ging houden‘. Ik had het boek ongetwijfeld mooier gevonden als het inhoudelijk op dit elan was verder gegaan.