Guido Tonelli is een van de ontdekkers van het fameuze Higgsdeeltje in de grote deeltjesversneller van Genève. In Italië is hij ook zeer bekend als onvermoeibaar uitlegger van de natuurwetenschap voor een heel algemeen publiek, getuige een reeks van populairwetenschappelijke boeken en vele filmpjes op You Tube. Zijn laatste boek: Genesis, het grote verhaal van de oerknal tot nu, is afgelopen maart in het Nederlands verschenen. Het bekende populairwetenschappelijke blad Newscientist.nl riep het snel uit tot boek van de maand. Nu ik het gelezen heb kan ik niet anders zeggen dan dat dat volkomen terecht was. Tonelli’s boek deed me denken aan het beroemde, nu rond veertig jaar oude, De eerste drie minuten van Steven Weinberg. Dat boek behandelde alleen de beginfase van het heelal vanaf de oerknal. Tonelli neemt maar liefst de volledige 13,8 miljard jaar voor zijn rekening die het heelal nu oud is.
Het verrassende is dat hij niet meteen met de oerknal begint maar met de neanderthalers. Zij beschikten, blijkens de recente archeologische vondsten, al over het vermogen om ‘symbolisch’ te denken, d.w.z. niet alleen maar over de direct waarneembare wereld om hen heen, maar onder meer ook over hun oorsprong en toekomst. Dat werd voortgezet door de later komende Homo Sapiens. Aanvankelijk in de vorm van mythologische en religieuze verhalen, die na de ontwikkeling van het schrift ook opgeschreven werden. In de laatste paar duizend jaar is er langzamerhand een wetenschappelijke variant van zulke verhalen tot ontwikkeling gekomen. Daarvoor was het wel noodzakelijk om een wetenschappelijke taal te ontwikkelen, die uiteindelijk uitmondde in de nu bekende natuurwetenschap. Sinds de tijden van Archimedes en Euclides, en nog meer sinds Galilei, is deze steeds meer op een wiskundige basis komen te rusten. Dan wordt het dus zaak van specialisten, maar er blijft altijd een intuïtief begrijpelijke kern, die het mogelijk maakt zelfs recente vorderingen ook aan een lekenpubliek duidelijk te maken. Tonelli is hier een meester in.
Hij beschrijft de ontwikkeling van het heelal in zeven ‘dagen’. Dat woord moet hier niet letterlijk worden opgevat: een ‘dag’ is een fase in de geschiedenis van het heelal aan het eind waarvan een grote kwalitatieve verandering optreedt. De lengte van de eerste ‘dagen’ in het gestaag uitdijende en afkoelende heelal bedraagt slechts minieme fracties van seconden, maar de laatste ‘dagen’ zijn miljarden jaren lang! Onderweg licht Tonelli zijn betoog toe met menige verwijzingen naar oudere, veelal mythologische en religieuze verhalen. Ook gebruikt hij ter verduidelijking veel voorbeelden uit de literatuur en de beeldende kunst. Zo illustreert hij bijvoorbeeld het in de huidige natuurkunde belangrijke begrip ‘symmetriebreking’ met een renaissanceschilderij uit 1503.
Aan het einde van het verhaal, in het hoofdstukje Wat ons tot mens maakt, keert hij weer terug tot de neanderthalers en gaat hij wat uitvoeriger in op de functie van het symbolisch (en dus ook wetenschappelijk) denken voor de cultuur en de rol ervan in de maatschappij.
In de epiloog vertelt hij tenslotte over de ontmoeting met een katholieke bijbelgeleerde en een joodse rabbi. Wat die bijbelgeleerde toen vertelde over het ontstaan van het bijbelboek Genesis en over de rol die dat speelde in het toekomstperspectief van de joodse bevolking in Babylonische ballingschap, bracht Tonelli ertoe voor zijn boek eveneens de titel Genesis te kiezen.
Buitengewoon boeiend materiaal, met groot enthousiasme en verve verteld. Warm aanbevolen.