Als geen ander maakt Maarten ‘t Hart van een saaie orgelstemmer als de Groningse Gabriël Pottjewijd, met een opdracht in een achtergebleven bekrompen havenstadje in de buitenwijk van Rotterdam, een door de plaatselijke bevolking toegedichte, ernstig te versmaden Don Juan. Hij is de enige Nederlandse schrijver die ik ken, die in kleurrijke woorden met veel humor en zelfspot ons volk een karikatuur van onszelf kan tonen. Deze stijl vind ik eigenlijk alleen terug bij de Engelsen. Een soort onderkoelde, zelf bespottende humor.
“En zoveel was inmiddels wel duidelijk geworden: dit havenstadje grossierde in griezels.”
Gaandeweg het verhaal wordt het grimmige stadje steeds grimmiger en ontaardt het klusje van Gabriël in een ware thriller. Er wordt zelfs een moordaanslag op hem gepleegd, en er zijn wel duizend potentiële vijanden. De politie negeert zijn aangifte en van die kant komt er ook al geen steun om zijn werk naar behoren af te ronden. Zijn beroepseer doet hem blijven ‘hangen’. Eind goed, al goed. Het is een serieus boek, maar nergens zwaar omdat de humor van elke bladzijde afdruipt. Zonder overdrijving. Een literaire humoristische thriller met een feelgood einde.