De titel is ontleend aan een verhaal uit de Talmoed. “De Rechtvaardigen onder de volkeren, waarvan er in de wereld slechts zesendertig zijn.”
Jan Zwartendijk, die in Kaunas een bedrijf voor Philips runde, wordt door de ambassadeur De Decker gebeld. We hebben een gezant nodig in Litouwen om Nederland te vertegenwoordigen. De huidige is met Duitse sympathieën ontslagen. We moeten er vertegenwoordigd blijven. Zwartendijk neemt het aan, niet wetend wat hem allemaal boven het hoofd hangt.
Rusland had einde achttiende eeuw de allerarmste Joden naar Litouwen gestuurd, als goedkope arbeidskracht. Maar 1940: Litouwen was de Joden liever kwijt dan rijk. Ondertussen kwamen er ook veel Joodse vluchtelingen binnen uit Polen en Tsjecho-Slowakije. (blz 53).
Als 15 juni 1940 de Russen de Baltische Staten bezetten, voeren zij de meest ‘ontwikkelde’ Joden af. Die dag gingen de kinderen Zwartendijk niet naar school, ze wilden buiten spelen in het park…. Een man stuurde ze naar huis…
“… Er was geen boom in het Park waaraan niemand hing…” ( blz 90)
Jan jr vertelde vijfenzeventig jaar later dat dit zijn angstigste herinnering aan Kaunas was.
In die tijd kwam Peppy Sternheim Lewin als eerste de hulp inroepen van de gezant. Haar man was rabbijn en rechtsgeleerde. Zij hadden het antisemitisme al meegemaakt in Łódź en zij waren naar Litouwen gevlucht. Zij vroeg om een uitreis visum voor de familie.
Zwartendijk neemt contact op met de ambassadeur De Decker. Hij schrijft in het paspoort dat:
“… het consulaat der Nederlanden in Riga verklaart dat voor de toelating tot Suriname, Curaçao geen visum vereist is… “( blz 104)
Zwartendijk neemt dit in het Frans over en vermeldt alleen Curaçao. Hij nam contact op met de Japanse ambassadeur of hij doorreisvisa voor Japan af wilde geven. Alles was gesteld volgens internationale consulaire voorschriften, oordeelde meneer Sugihara, dus hij kalligrafeerde de uitreisvisa!
Jan Brokken heeft een minutieus onderzoek gedaan naar wat er allemaal is gebeurd in die tijd, welke personen erbij betrokken waren, wie degene waren die een visum aanvroegen, wie er daadwerkelijk gebruik maakten van het visum. Brokken geeft stem aan de vluchtelingen, hij geeft stem aan de mensen die meewerkten aan het verlenen van de visa, hij geeft ook stem aan het gezin van Zwartendijk.
Hij heeft heel veel bronnen geraadpleegd, heel veel mensen gesproken en samen met Jan en Edith Zwartendijk plaatsen bezocht die voor hen herinneringen bevatten. Brokken heeft archieven en familiedossiers nageplozen, foto’s opgespoord of toegestuurd gekregen. Foto’s waarmee hij het boek tot een levend document maakt. Er zitten gruwelijke verhalen tussen, verhalen die je impliciet wel weet, maar op papier gezicht krijgen: de pure willekeur: oneven is dood, even is leven (blz 303)
Het is een zoektocht in de geschiedenis geweest die Brokken heeft bewerkt tot een prachtige, ontroerende roman. Een document en standbeeld voor Jan Zwartendijk, die deze erkenning nooit heeft gekregen van de Nederlandse regering.
(blz. 414) Jaren, jaren later komt pas uit wat Zwartendijk heeft gedaan. En … hij krijgt een reprimande… hij had zich niet aan de regels gehouden… hij kwam beslist niet in aanmerking voor een onderscheiding! Zwartendijk voelde zich vernederd.
Had hij dan echt alles voor niets gedaan. Hij had slechts een enkel bedankje gekregen…. Maar de vluchtelingen waren druk met het opbouwen van een nieuw leven. Zij wilden het liefste alle ellende vergeten, hadden nog geen ruimte om hun weldoeners te bedanken of zich te melden!
Dankzij de aanhoudende en dringende brieven van Jan Zwartendijk jr. werd jaren later bekend dat er door de Curaçao-visa van Zwartendijk en Sugihara zeker 6.000 mensen aan de holocaust zijn ontsnapt. De weduwe van