Als twintiger vertrekt Ian Buruma naar Tokio, vooral op zoek naar zichzelf: zijn talenten, zijn seksuele geaardheid en zijn toekomst. Hij was al gefascineerd geraakt door Japanse films en theater, maar hij had eigenlijk geen idee wat hem stond te wachten. Hij schrijft zich in aan de filmacademie en stort zich in de artistieke wereld.
Doordat hij Japans spreekt ook en door zijn contacten met bekende regisseurs en theatergroepen hoopt hij zo snel mogelijk te assimileren. Hij krijgt zelfs nu en dan een rolletje in een stuk. Toch blijkt telkens weer dat hij een gaijin, een buitenlander, blijft. Net op de momenten dat hij denkt erbij te horen, wordt hij weer met de neus op de feiten gedrukt.
Zonder zichzelf te sparen en met veel gevoel voor humor beschrijft Buruma scherp het gezelschap in de rafelrand en de maatschappelijke verhoudingen. Nu en dan is enige desillusie te bespeuren, maar toch weet hij zich min of meer staande te houden tot het moment dat hij, met zijn Japanse vriendin, terugkeert naar het “veilige” westen.
Wie een reisgids of een boek met overlevingstips verwacht, komt bedrogen uit; het is meer een (wat laat) coming-of-age boek, maar zeer de moeite van het lezen waard. “Moeite” is een groot woord, want je leest dit boek achterelkaar uit.