Het boek loopt over van vergezochte vergelijkingen. Slaat vaak nergens op. Voorbeeld?: "Kijk, ik weet niet wat liefde is, maar wel dat je er hoog door kunt springen, dat je er meer baantjes door kunt zwemmen, dat het je zichtbaar maakt". Nog een?: en dan heeft ze het over de padden: "Wij hebben tranen in ons, maar jullie zoeken ze misschien wel buiten jullie zelf, om erin weg te zinken". Nog een?: "zodra de televisie uit is hoor je alleen nog de koekoeksklok aan de muur tikken, alsof de tijd een tentharing is die steeds verder de aarde in verdwijnt tot het helemaal donker is, zo donker als het graf. En zij drijven niet van ons af maar wij wel van hen". Ik kan er nog wel even mee door gaan want het boek staat er vol mee. Wat een geleuter. Afgaan op Int. Booker Prize doe ik dus noooooit meer.