Ik kwam de naam Nescio de afgelopen tijd met regelmaat tegen. Deze zomer besloot ik drie klassieke verhaaltjes van zijn hand te lezen. Ik zeg bewust verhaaltjes, omdat deze nieuwe bundel slechts 166 bladzijden telt. De inhoud voelt, voor zo’n dun boekje, waanzinnig groot aan. Ik begon met De uitvreter, een verhaal geschreven in 1911, toen de wereld nog geen wereldoorlog gezien had. Geen wonder dat de verhaaltjes geschreven zijn in het oud Nederland. In eerste instantie hield de taal me een beetje tegen, maar na een paar bladzijden wende dat snel. Zonder teveel te willen spoilen: ik vond de verhalen waanzinnig mooi. Het zijn drie wezenlijk andere verhalen, met een ander overkoepeld thema en toch zitten er allerlei subtiele haakjes in, elementen die de drie verhalen verbinden, waardoor de verhalen nergens helemaal los van elkaar staan. Technisch schrijft Nescio knap. Droog en staccato. Met weinig woorden kan Nescio een beeld oproepen. Een scène uit een film. Een passage die ik hier wil uitlichten is het zicht op de Waal in Nijmegen, een plek waar ik zelf ook, alleen of met vrienden, vaak gestaan heb. “Nu ligt de brug er over. Nog maar kort, nog maar wat jaren. En toch heel lang. Ieder jaar is 365 dagen, m tien jaar is 3650 zonnen. Iedere dag is 24 uur, en ieder uur gaat er meer door de hoofden van al die tobbende menschen dan je in duizenden boeken zou kunnen opschrijven.” Ik vond de verhalen van Nescio ongelofelijk, lief en onroerend. Ik ga het zeker herlezen!