Henk van Straten schrijft over zijn tijd na een scheiding. Dat doet hij prachtig, hij heeft soms heel weinig woorden nodig om iets heel pakkend te beschrijven. Ik vond sommige alinea’s zelfs zo fraai dat ik ze meteen teruglas.
Halverwege begon er wel iets te schuren en kreeg ik het idee dat Henk het zich te makkelijk maakt, dan lijkt het een soort spierballenvertoon te worden van ‘Kijk mij eens alles mooi observeren en opschrijven’.
Met alleen maar rake observaties en rake zinnen achterelkaar plaatsen, heb je nog geen boek. Henk heeft ook geprobeerd een paar romans te schrijven, ik heb Bidden en Vallen gelezen, maar daar voelde ik eigenlijk hetzelfde bij. Mooie fragmenten maar als boek in z’n geheel teleurstellend.
Dat is het rare van Het Tussenhuisje, dat je erg onder de indruk kunt zijn van hoe mooi iemand schrijft en tegelijkertijd beseft dat boeken/romans schrijven toch nog een heel hoger métier is dat nog een hele hoop andere vaardigheden vergt. Ik denk dat Henk vooral een goede columnist is, kleine stukjes op de korte baan, dat ervaar ik als zijn kracht. Dat spijt me ook een beetje, want er zijn al zoveel columnisten.