Erg goede inleiding in de wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen in Europa/VS. Het boek begint met de wetenschappelijke revolutie en Kant. Daarna worden logisch empirisme, Popper, Duhem-Quine uitgelegd om uiteindelijk Kuhns theorie te kunnen toepassen op reacties op Kant, opkomst geestes- en sociale wetenschappen en hun onderlinge relatie. Globaal kun je zeggen dat het tweede gedeelte van het boek over Foucault en de problematisering van het Kantiaanse subject gaat. Het boek sluit daarom af met postmodernisme.
Het boek bevat veel Duitse, Franse en Amerikaanse (mannelijke) denkers. Dat is op zich geen probleem, gezien de grote invloed van Westerse (geestes)wetenschappen op de rest van de wereld (jazeker, die invloed wordt wel degelijk geproblematiseerd in dit boek). Het doet alleen enigszins naïef aan dat de auteurs in hun inleiding niet méér stilstaan bij hun laatste twee hoofdstukken over feminisme en postkolonialisme. Er komen vrijwel geen vrouwen aan bod in dit boek en ik krijg (misschien onterecht) het idee dat de auteurs hun hoofdstuk over postkolonialisme zelf niet heel serieus nemen. Dit boek noopt dus absoluut tot nadenken.
Dat gezegd hebbende is dit boek wel degelijk zeer overzichtelijk en heeft een heldere indeling van ongeveer Kant/Foucault. In de tekst zijn sleutelbegrippen schuingedrukt en achterin nader uitgelegd. Alleen de index achterin had meer namen kunnen bevatten.