Een bundel essays over de kwetsbaarheid van de democratie en hoe deze te beschermen tegen elke vorm van tirannie en dictatuur. De nadruk ligt met name op de toenemende invloed van ondemocratische krachten vanuit Oost-Europese landen maar ook die vanuit religieuze -lees Islamitische- hoek.
Deze invloeden winnen aan kracht doordat zij in veel gevallen op democratische wijze aan de macht zijn gekomen. Poolse en Hongaarse leiders maar ook de president van Turkije beroepen zich op de democratische legitimatie van hun bewind. Zelfs Poetin verwijst graag naar de in zijn land gehouden “vrije” verkiezingen.
Dit boek geeft een indringend beeld van de problemen waarvoor vrije democratieën en de Europese Unie zich gesteld zien. Alvorens tot de actualiteit over te gaan zijn er eerst een aantal min of meer abstract-rechtsfilosofisch georiënteerde bijdragen, die een goede samenvatting van het huidige denken over de weerbaarheid van de democratie geven.
Vervolgens wordt uitgebreid stilgestaan bij de juridische mogelijkheden om beschermingsmaatregelen toe te passen waarbij met nadruk gewezen wordt op reeds bestaande -Europese- regelgeving.
In de laatste drie bijdragen wordt ingegaan op de verhoudingen tussen totalitarisme, islamisme en het Europees verdrag voor de rechten van de mens en het salafisme versus democratie. Paul Cliteur schopt in open doel, door in de laatste bijdrage de vraag te stellen of de reactie op alle aanvallen een weerbare of een meebuigende democratie moet zijn.
Een inspirerend boek waardoor ik -argumenten afwegende- regelmatig met mezelf in gesprek raakte. Een betere aanbeveling kan ik niet geven.