In 1947 richtte Enzo Ferrari een bedrijf op dat zou uitgroeien tot één van de meest iconische automerken ter wereld. Dit is om twee redenen bijzonder. Ten eerste begon de Italiaan pas op z'n 49ste voor zichzelf; terwijl de levensverwachting destijds niet veel hoger dan 65 was. Ten tweede produceert het bedrijf tegenwoordig nog steeds nauwelijks meer dan 7000 auto's per jaar.
Hoewel de ondertitel anders doet vermoeden, is het boek zeker geen kritiekloze borstklopperij. Enzo Ferrari beschrijft zowel zijn successen als misstappen. Omdat er extreem veel namen worden genoemd, is niet ieder hoofdstuk even toegangelijk. Zonder - grondige - kennis van de racerij is dit boek sowieo af te raden. De lezer maakt vooral kennis met de autosport, niet zozeer met de lievelingskleur of andere persoonlijke voorkeuren van Enzo.
In de loop der jaren is het boek talloze malen heruitgegeven, waardoor mijn exemplaar pas in de jaren '80 eindigt. Het nawoord van zoon Piero is misschien nog wel het beste hoofdstuk van het boek. To-the-point en gestructureerd blikt Enzo's tweede zoon terug op de levensloop van zijn beroemde vader. Sommige anekdotes zijn ronduit ontroerend om te lezen.
Saillant detail: vlak ná Enzo's dood zou zijn beroemde Formule 1-renstal de enige raceoverwinning van 1988 boeken. Alle andere GP's zouden immers een prooi worden voor het dominante McLaren-team. Nota bene in Italië was de ongeduldige Ayrton Senna zo vriendelijk om zich te vergalloperen op een achterblijver.
Een passender eerbetoon aan Enzo Ferrari was niet mogelijk geweest. Deze biografie maakt mij nieuwsgierig om nog eens iets over deze passierijke man te gaan lezen. Maar zijn zelfgeschreven boek springt net iets te veel van de hak op de tak. Als het nawoord het hoogtepunt vormt, is het stiekem namelijk niet zo'n heel goed boek.