Gelezen: Coef, de weg van de waanzin, door Rein Hannik. Rein schrijft namelijk ook nog over zijn eigen moeder, en dus over zichzelf. Bij de dood van zijn problematische (understatement) moeder erft hij veertig dozen met materiaal uit haar leven, door haar zorgvuldig opgespaard en bewaard, dagboeken, brieven, foto's, door haar gemaakte kunst, niet alles in goede staat door de psychische toestand waarin ze verkeerde.
Normaal gesproken zou ik niet snel zo'n boek lezen, maar nu ik het deed heb ik er geen spijt van. Het eerste deel, de jeugd van de schrijver met en zonder zijn moeder, vind ik het wrangst. Door de "Rein-humor" (sarcasme, met zelfspot en extravagant taalgebruik), afstandelijkheid, directheid, rauwheid, komt het leed alleen maar harder aan bij de lezer. Maar ook schoot ik af en toe onwillekeurig in de lach. Zo'n lach waarbij je je gelijk daarna schaamt dat je om zoiets hebt gelachen..
In het tweede deel van het boek beschrijft hij het leven van Coef zelf, en dat is een bewogen leven, als kind in het Jappenkamp gezeten, haar vader was toen al gesneuveld, haar repatriëring, haar ongelukkige eerste liefde, haar aanvankelijk gelukkige huwelijk, de voortekenen van haar psychoses, nouja, ik vertel niet verder.
De epiloog vond ik misschien wel het mooiste stuk van het boek.