Kopmels richt zich, samen met Beemsterboer, niet op de inhoud van de godsdiensten maar op haar verschijningsvorm in de geseculariseerde samenleving. Dit gebrek aan aandacht voor de inhoud van de religie is duidelijk merkbaar en dat is ook zorgwekkend. Want een student en aankomende leerkracht moet weten waarom gelovige mensen tot bepaalde handelingen en oordelen komen. Elk student zou bijvoorbeeld moeten weten dat het christendom met name belangrijk vindt dat Jezus de naaste liefhad en dat een christen dat als inspiratiebron ziet. De islam vindt belangrijk dat ieder moslim zich onderwerpt aan Allah en weet dat Mohammed zijn profeet is. Geloofsopvattingen hebben maatschappelijke gevolgen in bijvoorbeeld hoe men zich moet kleden, wat men wel of niet mag eten en drinken, hoe men zich verhoudt tot bijvoorbeeld homoseksuelen en niet-gelovigen.