Geschreven bij Het oerboek van de mens
Dit boek van Carel van Schaik en Kai Michel zal menig theoloog uit zijn comfort zone halen. De centrale stelling is eenvoudig. De bijbel is zo religieus, omdat het een onmisbaar gebleken kroniek is van een nieuwe verbinding met de natuur en de mensen onderling. Dat was nodig omdat de jagers-verzamelaars levenswijze was opgevolgd door het sedentaire bestaan in grote anonieme nederzettingen.
De hoofdvraag is: hoe heeft een oorlogsgod, die blijkens het brandend braambos vulkanische trekken heeft en toebehoort aan een klein volk, het zover kunnen schoppen? Er waren rivalen te over. Vervolgens de vraag hoe zich deze god heeft kunnen ontwikkelen van een strenge kwade genius van onder andere de verdrijving uit het paradijs en de bestraffing met een oervloed, tot de geraffineerde god-wetgever van Leviticus en de persoonlijke god van de Psalmen.Ter discussie staat dus de bijbel als een door mensen bedachte tekst die de overgang begeleidt van jagers-verzamelaars naar het sedentaire leven. Dat is de vondst van deze twee auteurs en die is bij mijn weten uniek.
De jagers-verzamelaars hadden voornamelijk hun eerste, biologisch gegeven natuur als houvast. Die omvat van alles: ouderliefde, rechtvaardigheidsgevoelens, gevoel voor onrecht, afschuw van inteelt en infanticide en angst voor het onbekende. Maar vooral ook – en dat is in het betoog van de auteurs cruciaal - het besef dat er bovennatuurlijke actoren zijn. Het begrijpelijk maken van gevaar en dreiging in het jagers-verzamelaar bestaan vraagt om een verbinding met natuur en elkaar, waarin angsten worden bezworen, abjecte daden worden gestraft en solidariteit wordt afgedwongen. Het religare, het verbinden met natuur en medemens zit op die manier ingebakken
De tweede natuur is habitule. Die bestaat uit over het ruggenmerg lopende, aangeleerde automatisme. Deze ‘natuur’ vangt de tekorten op van de eerste natuur en is affectief van aard. Hij omvat de vanzelfsprekende voorzieningen voor een en zo soepel mogelijk leven in een sedentaire gemeenschap. Dan is er nog de derde natuur. Die omvat een stelsel van regels en voorschriften waar een ratio voor bestaat. Deze natuur is louter verstandelijk en gebaseerd op een rationele analyse van de omstandigheden door experts. De schrijvers claimen dat deze drie naturen een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van religie.
Bij de jagers-verzamelaars gaat het om boze geesten die ter verklaring worden opgevoerd van wat mensen overkomt aan rampen en ongemakken. Naar mate de religiositeit onder aanvoering van religieuze experts zich betrekt op de complexer wordende samenleving, komt religie in beeld als het resultaat van een institutionaliseringsproces: “een separaat domein van denkbeelden en handelingen met specialisten en een min of meer uitgewerkte godsdienstige leer”.
Jahweh ontwikkelde zich tot een ijzersterke god en daarvan is de bijbel het verslag. Enig in zijn soort en de oorsprong van het monotheïsme. De kracht ervan lag juist in het commentaar dat deze god bij monde van zijn experts in eredienst en regelgeving gaf op de ontwikkeling naar een sedentair, stedelijk bestaan. Dat commentaar was uniek en als zodanige zorgde het voor een religie zonder weerga.
.
Het Oerboek geeft een geheel nieuwe kijk op de verdrijving uit het paradijs wat met bezitsbescherming te maken heeft en op de broedermoord van Kaïn, wat met erfopvolging en bezitsbehoud te maken heeft. Deutronomium en Leviticus hebben met identiteitspolitiek en gemeenschapsopbouw te maken. En zo zijn er tal van ombuigingen, die theologen voor jaren werk zullen verschaffen.
Het is een boek dat inspireert tot nieuw onderzoek naar religie. Niet dat de theoretische uitwerking zo sterk is. Maar daar kan vervolgonderzoek in dezelfde geest wat aan doen.