Geschreven bij Aankomst
In Frankrijk heeft men strips (bédé, bandes dessinées) tot Negende Kunst verheven. Dat is terecht en tegenover afficionados hoef je deze pretentie dan ook niet omstandig te verantwoorden. Niet-liefhebbers zullen sceptischer blijven. Edoch, voor de relatieve buitenstaander zal “De aankomst” een overtuigend bewijs zijn dat met strips ook grote kunst gemaakt kan worden.
“Aankomst” vertelt het verhaal van emigratie en inburgering, van eenzaamheid en thuis raken, van de kommer –van verdoemenis van werkloosheid tot hel van oorlog- die de landverhuizer voortdrijft en de vrede van wederzijds begrip. En nog veel meer wordt er verteld.
Het boek maakt direct voelbaar wat het betekent dat je al je schepen achter je verbrandt: je hebt niets meer dat betekenis heeft, het nieuwe leven zul je vanaf nul opnieuw van betekenis moeten voorzien voordat het leven weer jouw leven is. De tekenaar bereikt deze directheid omdat zijn verhaal honderd procent woordenloos is. Woorden hebben de eigenschap dat ze de lezer of luisteraar meteen in een betekenisvol verband betrekken, de lezer en luisteraar worden meteen deelnemer. Zonder die woorden is er afstand, blijf je toeschouwer. En toeschouwer is wat de emigrant noodgedwongen is, hij moet deelnemer zien te worden. De woordenloosheid is gezien het thema dus een ijzersterke greep. De toeschouwer maakt min of meer hetzelfde door en mee als de hoofdpersoon.
Nog om een andere reden is de woordenloosheid effectief. Strip is een grafische kunst, en het hachelijke van deze kunst is de balans tussen tekeningen en tekst. Is een strip uit balans, omdat de tekeningen niet sterk genoeg zijn, of omdat de tekst te omstandig is, of dat de stijl van de een niet aansluit bij de stijl van de ander etc., dan verzwakt dat de werking van de strip. In dit geval is de balans er per definitie, de vertelling wordt niet verstoord door een onevenwichtige verhouding tekst/beeld.
De eenzaamheid is bar. En de tekenstijl: potloodtekeningen met nauwelijks inkleuring: tinten van grijs naar sepiabruin, maakt dat een zekere somberheid nooit ver weg is. Aan de andere kant lijdt dat niet tot afstomping: waanzinnig veel details zorgen dat de zintuigen ontvankelijk blijven, een ontvankelijkheid die er ook voor zorgt dat de landverhuizer er door heen komt. De nieuwe wereld krijgt van de tekenaar een fantastisch karakter, ik moest heel erg aan “Alice in Wonderland” denken, en aan het pretpark van Coney Island halverwege de vorige eeuw. Eng, spannend, benauwend, maar ook speels, licht en open en van onvermoede warmte. Het zal van de toeschouwer afhangen hoe hoopvol of moedeloos hij het boek dichtslaat.
En weer openslaat. Want het boek is het herlezen waard. Het gaat niet alleen letterlijk over emigreren. Wat als je doof wordt, je gezichtsvermogen dramatisch achteruit gaat, je aan de rollator moet: de wereld is dan opeens onverdraagzaam anders en gooit je terug in de rol van toeschouwer die opnieuw deelnemer moet worden. En misschien mag je de vertelling ook wel zien als een metafoor van het leven zelf, als een pleidooi voor openheid en ontvankelijkheid waarmee de eenzaamheid en ellende het hoofd geboden kan worden.