Geschreven bij Virus
“…Dus probeer ik zo onopvallend mogelijk door te slenteren, wat verrekte moeilijk is als de angst op dinosauruspoten door je lijf dendert.” Mous flikt het weer! Met haar nieuwe thriller ‘Virus’ weet ze het publiek opnieuw te trekken. Spannende gebeurtenissen, afgewisseld met humor maken het boek interessant, grappig en aantrekkelijk!
Kris gaat met zijn neef Hopper op reis naar Spanje. Ze krijgen een ongeluk en rijden iemand dood. Daarna raken ze met de auto naast de weg en kunnen ze niet verder. Ze besluiten naar het dorpje Odrin te gaan, om de auto te laten maken. Kris heeft een bijkomend probleem; hij heeft Gilles de la Tourette. Al snel volgt het volgende probleem: niemand mag het dorpje verlaten. Er heerst een gevaarlijk virus en dat virus moet eerst ‘weggewerkt worden’. Kris ontmoet Ana, een dorpsmeisje. Hoe gaat hij ‘overleven’ in het Spaanse dorpje waar veel mensen bijgelovig zijn?
Mirjam Mous weet Kris uniek te maken, door zijn Gilles de la Tourette. “Ik wrijf weer over de knoop, maar het is al te laat. “Mijn mond scheurt open en ik schreeuw het uit: ‘Fantastische tieten!’” Door Kris te laten kampen met het probleem, creëert Mous diverse humoristische passages. Van het moment dat ‘Tourette’ beslist dat Kris iemand bij haar borst moet grijpen, tot het hondengeblaf dat hij laat horen; menig situatie zal bij de lezer een lach op het gezicht toveren. Door de ziekte een ‘persoon’ te maken, lijkt het of Kris er echt niets aan kan doen. “Rijinstructeur rothumeur!’ roept Tourette.” Dit alles maakt de situaties nog komischer.
“Ik strek mijn nek, beuk met mijn vuist op mijn borstkas, braak een reeks geluiden uit en dat allemaal tegelijk. Tourette is een kei in multitasken.” De schrijfstijl van Mous is aantrekkelijk. Korte, staccato zinnen zorgen voor een humoristische en tegelijkertijd spanningsverhogende inslag. Via treffende zinnen, als ‘…verder is het stil. Behalve in mijn kop; daar is het oorlog. En het maakt niet uit hoe hard ik vecht, want Tourette wint altijd…’ weet Mirjam Mous emotie op te wekken. De lezer huilt en lacht met Kris mee, maar voelt tegelijkertijd de spanning. Verschillende passages zijn zo beeldend beschreven, dat de lezer zich waant in dezelfde omgeving als Kris.
Ik zou het liefst heel hard wegrennen, zo ver mogelijk van het lijk vandaan, maar ik moet Montana en de agent aanraken, want anders gebeurt er iets ergs, zegt Tourette – alsof het allemaal al niet erg genoeg is – dus loop ik als een slaapwandelaar met hen mee, terwijl ik ‘lijk, lijk, lijk’ roep.
‘Hou je kop,’ snauwt Hopper.
…
‘Lijk uit de kast, lijk in de kist.’
Als ik iets niet mag, doe ik het meestal juist wel. Dat weet Hopper best”
De motto’s passen! Mirjam Mous laat zien dat ze haar ‘klassiekers’ kent, maar weet tegelijkertijd een koppeling te maken met haar boek. “Wie geheel normaal is, werpe de eerste steen. Ik buk wel” – het motto van het epiloog – is treffend voor het hele boek, staat gelijk aan het gedrag van Kris. De lezer begrijpt dit, na het lezen van het boek. Echter, het epiloog verraadt veel. De laatste zinnen van het verhaal zijn geweldig, Mous had hier moeten stoppen. Het epiloog beantwoordt veel vraagtekens, wellicht te veel, het laat geen ruimte meer tot nadenken.
“Uit de wc komt een meisje. Als ze me voorbij loopt, reageert mijn brein meteen en zegt: aanraken. Ze heeft ellebogen, handen, schouders, polsen en nog honderd andere lichaamsdelen om aan te zitten, maar Tourette moet zo nodig haar rechterborst uitkiezen.” Mirjam Mous weet met Virus de lezer op te makken, mee te nemen en pas aan het eind weer los te laten. Door de spanning pas laat in het verhaal op te bouwen, via verschillende wendingen en ontknopingen, sleept ze je mee! Het humoristische gedrag van Kris laat de lezer lachen en Mous’ geweldige schrijfstijl zorgt voor een aantrekkelijk boek! Om met de woorden van Kris en zijn Tourette te eindigen: “Als ik hier niet snel uit kom, word ik levend verbrand! Ik zit in de put, in de prut, in de cut cut cut…”