Dit boek gaat, in mijn optiek als psycholoog, over een van de meest voorkomende en ook een van de meest ernstige vormen van kindermishandeling, emotionele verwaarlozing; een toestand waarbij de ouders er niet in slagen om een opgroeiend kind de aandacht, liefde, zorg, en begrip te bieden die het nodig heeft. Het is een beklemmende ervaring voor de lezer om te zien hoe ogenschijnlijk nog redelijk 'normale' incidenten zich op en op blijven stapelen, met als gevolg dat de hoofdpersoon een karakterbeschadiging ondergaat waar ze de rest van haar leven -en ook dit laat het boek zien- mee blijft worstelen. Het is angstaanjagend om te zien hoe het opgroeiend kind de boodschappen van de ouders overneemt, en met hun bril naar haar broertje gaat kijken: hoe durft hij zo dom en egoistisch te zijn om òòk nog om nieuwe viltstiften te vragen. Mona, de hoofdpersoon, die de ouders als een havik in de gaten houdt, om te voorkomen dat zij woede en boosheid (met bijbehorende schuldgevoelens over zichzelf) over zich afroept, staat in de kou. Geen kind zou dit mogen overkomen, maar dit komt veel te vaak voor.
Het boek is vlot geschreven en met name het eerste deel, waarin de lezer vanuit het hoofd van een 11(?)-jarig meisje meekijkt in haar leven, is ijzersterk geschreven. Het is een nietsontziend en onopgesmukt verslag waarbij de beschadiging, die door de generaties heen door blijft lopen, maar hopelijk eindigt bij Mona, prachtig wordt weergegeven en vooral door de onophoudelijke stroom voorbeelden en incidenten de horror afschildert van dit soort gezinssituaties.
Of de schrijfster uit eigen verleden put of dergelijke processen in anderen heeft waargenomen: in beide gevallen grote hulde voor het waarnemen en doorvoelen van dit grote leed.