Geschreven bij De Wertheims
De Wertheims is een uniek en indringend boek, omdat de schrijfster haar eigen familiegeschiedenis terug laat komen en dicht bij het dagelijks leven van de personages blijft, waardoor het verhaal als een film voor je ogen voorbij trekt.
Ik heb genoten van het tijdsbeeld van het begin van de vorige eeuw dat in het boek tot leven wordt gewekt. Het dagelijks leven van een gegoede Duits-Joodse familie gedurende vier generaties en de keuzes die door de verschillende familieleden worden gemaakt is boeiend. De patriarch Moritz en zijn vrouw Hannchen stammen nog duidelijk uit de 19e eeuw. Zij hebben zich ontworsteld aan het getto en een vermogende textielzaak opgebouwd. Hun zoon Edu neemt later zowel de zaak als de verantwoordelijkheid voor de familie op zich. Hij is een verwoed kunstverzamelaar en de opkomende kunststromingen worden door zijn ogen bekeken. Zijn nichtjes proberen invulling te geven aan een leven waarin werk geen rol speelt. Hun tante Eva houdt zich daarentegen bezig met emancipatie en de opkomst van het socialisme, terwijl grootmoeder Hannchen zich door de roman Buddenbrooks van Thomas Mann worstelt….
De trauma’s uit de Eerste Wereldoorlog krijgen hun uitwerking op de jaren die volgen. Het sluimerende antisemitisme wordt in de jaren ’30 steeds grimmiger. Edu ziet het gevaar en maant zijn familie te vluchten. Waar een aantal zijn advies ter harte nemen kunnen anderen niet geloven dat het echt nog erger zal worden…
Toen ik dit indrukwekkende boek uit had zongen de woorden van Leo Vroman door mijn hoofd:
“Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen”.
Want dit verhaal kan nooit vaak genoeg verteld worden.