Geschreven bij De geschiedenis van de vooruitgang
De grote en kleine geschiedenis van de Vooruitgang bestaat uit korte stukjes. Die stukjes van soms 1 soms 3 tot 4 pagina’s gaan allemaal over natuurkunde, techniek, biologie, evolutie, geologie, uitvindingen etc. En dat van de natuurkundige singulariteit vn de Big Bang via het uitzwerven van de homo sapiens te midden van Neanderthalers en oer-apen, tot aan onze tijd. Soms loopt de vooruitgang in een val. Heel leuk wordt ook beschreven hoe zo’n vooruitgangval de boel al heel vroeg onder druk zette. Bijvoorbeeld toen de jager-verzamelaars de wilde dieren stand bedreigden, vonden de vrouwen gelukkig de landbouw uit. Bregman beschrijft dat alsof hij er zelf bij is geweest. Als het zo uitkomt worden te midden van alle tromgeroffel over nieuwe vondsten ook de gevaren van de vooruitgang beschreven.
Verderop in het boek de vraag: hoe rekenen we af met doemdenken? Grumpy intellectuelen als John Gray en Theodore Dalrymple (die van de onderklasse) produceren alleen maar angst en dat is een slechte raadgever. Dat kan beter. Bregman tovert ons een wereld waarin alles en zeker in Nederland beter is: rijk, gelukkig, geëmancipeerd, etc. Vergelijk het met vroeger, is zijn raad. Doe dat concreet; dat is beter dan van algemene vooruitgangswetten te reppen, zegt Bregman. Op zoek dus naar kandidaten voor echte vooruitgang. Als eerste de wetenschap, de bron bij uitstek van vooruitgang. Maar al gauw staat bij Bregman ‘cultuur’ in de beklaagdenbank want het is niet de natuur maar de cultuur die fout zit. Wat van de cultuur? Het zijn de memen die al in deel 1 op pag. 24 als deus ex machina werden opgevoerd. Gewoon aan onze memen werken, die modificeren i.p.v. de genen.
Vanaf nr. 10 in deel 4 wordt het boek een lofzang op materiële genoegens: meer welzijn, hogere levensverwachting, veilig voedsel en drinkwater, gezondheidszorg, afnemende gewelddadigheid en verloedering, meer empathie en ga zo maar door. 36 Vignetten lang positief denken wereldwijd met natuurlijk ook gepaste bedenkingen.
Deel 5 gaat tenslotte niet over geluk maar wat er achter zit: het leven zelf. Wat is er mis is met ons leven. Dat is een mooi stuk in het boek, 7 punten lang en iets om ter harte te nemen: egocentrisme, stress, tijdgebrek, hyperflexibiliteit, veeleisendheid, geheugenverlies en ongeloof in de vooruitgang.
Een paar zaken die ik jammer vind. Natuurlijk, het is geen wetenschappelijk werk maar een bibliografisch essay zou niet hebben misstaan. Even één voorbeeld: waar haalt de schrijver vandaan dat onze hersenen slinken? Voor tal van beweringen geeft de schrijver geen bewijs. Bijvoorbeeld, waar komt de bewering vandaan (p. 161) dat “wetenschap het middel werd van het humanisme”, terwijl in een scherpzinnig boek van Stephen Toulmin, “Cosmopolis, the hiddden agenda of modernity” met veel bewijsmateriaal het omgekeerde wordt beweerd?
De grootste tekortkoming is een raar soort selectiviteit. Waarom zoveel natuurkunde, biologie, techniek, evolutie, genetica en zo weinig vooruitgangsvignetten die gedragsverandering tussen bijv. mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, mensen van hoge status en lage status, tussen volkeren van verschillende herkomst en tussen gelovigen onderling en tegenover ongelovigen tot voorwerp van historische vooruitgangsanalyse hebben. Op dat punt zijn er in de geschiedenis van de vooruitgang nieuwe patronen ontdekt of ontwikkeld op basis van hetzelfde vooruitgangsdenken dat in dit boek geschiedenis krijgt. Het wordt misschien het onderwerp van een volgend boek? Wie weet, want dit boek is zonder meer eenzijdig en daarin onverdedigbaar selectief.