Geschreven bij Het Psalmenoproer
Dit boek is gesitueerd in de 18e eeuw en speelt in Maassluis. Het taalgebruik van die tijd is overgenomen, zij het alleen in de woordkeuze en zinsbouw, niet in de spelling; dat laatste had het waarschijnlijk even onverteerbaar gemaakt als de werken van Vondel en Bredero.
Nu werkt het als een grappige achtergrond van allerlei verwikkelingen die uiteindelijk niet veel voorstellen.
De zinnen zijn vaak wollig, complex en ver uitgewerkt in detail (stijl “Maarten van Rossem”) met allerlei niet-eigentijdse woorden maar niet bedolven onder bijvoeglijke naamwoorden.
Het is knap hoeveel feiten en wetenswaardigheden van die tijd door de schrijver zijn achterhaald en in deze speelse vorm zijn gegoten.
In de stijl wordt de spanning tussen de rechtlijnigheid van het heersende geloof en de losse manier waarop dit door de hoofdfiguur wordt beleden zonder als afvallig te kunnen worden afgedaan treffend weergegeven. Er zitten veel onmiskenbare ’t Hart statements in met betrekking tot de geloofwaardigheid van de schepping en de beleving van fenomenale klassieke muziek (Bach, Mozart, Beethoven). Ook valt de humoristische stijl op waarmee sommige situaties worden beschreven.
Verder lijkt het boek nogal fictief, het verhaal zelf heeft de onwaarschijnlijkheid van een doktersroman, in tegenstelling tot de feitelijkheid van de beschrijving van de historische context. Maar dat belet geenszins dat het een genoeglijk boek is om te lezen en: hulde aan de schrijver voor alle research en de fantasievolle wijze waarop hij zijn publiek daarin laat delen.