‘Madame Bovary, zeden van de provincie‘ uit 1856 van Flaubert zou nog als exemplarisch verhaal kunnen worden gezien van de overspelige vrouw en de sociale implicaties ervan, een geliefd thema van de 19e eeuw. Ook in het onderdeel van de brieven tussen de geliefden die als bewijs dienen voor de bedrogene. Maar er is meer dan dat. Voor Flaubert is er volgens de literatuur historici een nieuw doel bereikt: dat het verhaal vanzelf loopt, het gaat om de gebeurtenissen zonder afgeronde moraal of oordeel; de lezer kan dus zijn eigen gedachte vormen uit de gepresenteerde feiten. En de feiten waar het om gaat kunnen ook de dingen zijn die we buiten de personen zien die betekenis geven aan het verhaal. Wat moraal betreft is er in mme Bovary in elk geval geen tegenpartij die het ‘beter’ doet, zoals Tolstoj later met Anna Anna Karenina (1877) die Levin en Kitty tegenover Anna Karenina en Vronsky plaatst. Ik heb wel even getwijfeld: is er aan het eind van mme Bovary niet een oordeel geveld met het liedje van de zwerver? of is er alleen de ironie die daarvan overblijft zoals ook over de onderscheiding van apotheker Homais? En geeft dat over Flaubert de indruk een pessisimist te zijn, omdat alles toch afloopt met alleen de mogelijkheid er ironisch over te doen? De onpartijdigheid die Flaubert als verteller biedt liet het publiek echter niet onpartijdig, juist niet. Mme Bovary verscheen in de Revue de Paris als een serie van 6 afleveringen tussen oktober en december 1856, waarna in februari 1857 een proces werd gevoerd over de zedelijkheid ervan. Gelukkig begreep MAJ Senard van de balie van Parijs -aan wie het boek is opgedragen- het boek beter, en sprak Flaubert vrij.
Wat is nu de betekenis van de persoon mme Bovary: is zij iemand die niet kan voldoen aan de regels die door de provinciale maatschappij zijn opgelegd (zoals de moeder van Charles ons als tegenhanger laat zien), en volgt zij meer dan anderen de ‘regels’ van de fantasie zoals gevoed door de romannetjes van diezelfde maatschappij (zo wordt Emma geïntroduceerd) en wordt zij meegenomen in de romantische waan van Lucia di Lammermoor? Het is wel duidelijk dat er meer is dan de fantasie; het volhouden van een relatie met Leon Dupuis is uiteindelijk toch uit lichamelijke ‘verdorvenheid’; Flaubert heeft er geen andere woorden voor, lijkt het. Maar het is niet oppervlakkig, de fantasie zit overal tussendoor. Ook het niet gunnen van de fantasie is in het begin een bron van lichamelijk lijden wanneer Charles en Emma in Tostes wonen. Flaubert koppelt verder aan de persoon mme Bovary niet alleen de romantische fantasie maar ook materiële fantasieën: er is geen liefde zonder die materiële fantasie lijkt het. Is mme Bovary dan niet echt verliefd is bijna de vraag als de materiële de belangrijkste gedachte zou zijn. Voor die gedachte geeft Flaubert echter geen ruimte, het is de opoffering uiteindelijk aan de fantasie, niet aan de financien, Emma Bovary is aan het eind degene die we het beste kennen, haar gedrag is het meest eerlijk, ze gooit haar laatste bezit, een vijffranc stuk achteloos achter zich naar de zwerver als ze bijna opgeeft. Wat is liefde anders dan al het andere - inclusief het geld- opgeven verwijt ze Rodolphe op het eind.
Voor de ontstaansgeschiedenis van het verhaal en de rol van de ‘toegevoegde elementen’ verwijs ik lezers graag naar Vargas Llosa’s boek over Flaubert en Emma Bovary, het maakt het boek nog mooier.