Geschreven bij Alles wat er was
Het boek begint met Dag 91, zo lang zitten er al mensen op gesloten in een schoolgebouw.
De acht mensen zijn ook nog eens meteen afgesloten van de wereld. Ze krijgen nog bericht dat ze het gebouw niet mogen verlaten en de gordijnen dicht moeten doen, maar daarna is er geen contact meer met de buitenwereld, ook niet met hun familie thuis. Hanna Bervoets beschrijft heel overtuigend wat er met dit kleine groepje mensen (waaronder een kind) gebeurt en hoe de verhoudingen tussen hen veranderen tijdens de dagen in het gebouw.
De lezer leest het dagboek van Merel, een redactrice voor een wetenschappelijk programma, eigenlijk een schoolagenda die een van de leerlingen in een klas had achtergelaten. Ze schrijft elke dag wat er met de groep mensen gebeurt, maar de lezer krijgt dit niet op volgorde te lezen. Zo moet de lezer in het begin nog raden wie deze mensen zijn en hoe ze zich tot elkaar verhouden, wat door verder lezen langzamerhand duidelijker wordt. De dagen worden gelukkig niet willekeurig gepresenteerd, maar met twee tijdslijnen, één vanaf het “nu” (vanaf dag 91) en één vanaf het begin, die elkaar telkens afwisselen.
De situatie wordt steeds schrijnender en de emoties lopen op. Erger nog, Merel vindt een leeg medicijnenbuisje waarin hele zware medicijnen hebben gezeten, die alleen, weet zij, door psychotische mensen geslikt worden. Wie is er door zijn medicijnen heen en zal dus binnen de korste keren gevaarlijk kunnen worden? Merel kan niemand meer vertrouwen.
Ik vond dit een echt doorleesboek. De situatie in het gebouw verandert voortdurend. Je leest hoe het “nu” is en vraagt je af hoe het zo is gekomen, dus lees je gauw verder in de tijdslijn van verder terug in de tijd. En zo blijft het interessant. Ook wil je natuurlijk weten of ze het zullen overleven en uiteindelijk weer naar buiten kunnen. En wie is “de mol”, degene die medicijnen tegen psychose nodig heeft?
Een aanrader!