Een journalistieke beschrijving van het jaar 1913, met korte stukjes informatie uit de dagboeken en brieven van enkele bekende Duitsers en Oostenrijkers als de bouwstenen. Met de relaties tussen personen als de rode draad: wie ontmoet wie, wie schrijft aan wie. Het is een introductie van Freud, Kafka, Thomas Mann, Else Lasker-Schuler, Gottfried Benn, Georg Trakl die er toch nog goed uitkomt bij Illies, Robert Musil, Egon Schiele, Kirchner, Macke, Heinrich Kuhn, kunnen we het overzien: ja. Elke maand komt er meer nieuws bij. De teleurgestelde reizigers Ernst Jungner en Emil Nolde. De indruk die ontstaat is dat de creatieve geesten van die tijd het vooral moeten hebben van de relaties, maar dat de houding tamelijk eenzaam is, zoals bijvoorbeeld Oswald Spengler beschreven wordt, of Gottfried Benn, en een paar keer benoemt de auteur het: de ‘onttovering van de wereld’ (van Max Weber), of de ‘leegte van het perspectief’ (van Giorgio de Chirico) maar iets eerder doet hij ook zijn quasi nonchalante opmerking ‘Keizer Franz Joseph zoekt de tweezaamheid’ (met Katharina Schratt in Bad Ischl, zijn favoriete vakantie oord). Zo neemt Illies zelf een beetje afstand, er zit ook lichtheid in zijn gemoed, we zijn zelf immers alweer verder. Het boek begint en eindigt met de verdwijning en terugkomst van de Mona Lisa, de glimlachende, vanuit Italië naar het Louvre. Als introductie in de tijd een aanbeveling.