Dit boek wil een brug slaan tussen de handelingswetenschappelijke theorieën en modellen enerzijds en de weerbarstige praktijk van veranderaars anderzijds, tussen volgehouden intentionaliteit en geconstateerde contingentie, zou je kunnen zeggen, tussen sturen, en op z’n best schipperen. Het boek biedt een overzicht van de vele verandertheorieën die momenteel opgeld doen, erkennend dat deze gedeeltelijk kunnen overlappen, gedeeltelijk strijdig kunnen zijn, dat de effectiviteit afhangt van context, doel en probleem, van de orde van de verandering (verbetering, transformatie of transitie). Maar allemaal zijn ze onder te brengen in een of meer van de vier veranderaspecten waarom, wat, hoe, wie; allemaal geven ze meer of minder antwoord op de cruciale dilemma’s: deel en geheel, inhoud en betekenis, emotie en ratio.
Wat opvalt is dat bijna alle hoofdstukken ruim plek inruimen voor de zachte –en daarmee veel ongrijpbaardere- kant van veranderen: cultuur, emotie, en vooral betekenis. Het lijkt inmiddels verworven en vaststaand inzicht dat het succes van veranderingen afhangt van de mate waarin de verandering past in de betekeniswereld van alle bij de verandering betrokken partijen. Ook lijkt er consensus te ontstaan over het gegeven dat veranderen altijd persoonlijk is: veranderen speelt zich af binnen relaties. Verschillende theorieën passeren de revue die hierop voortborduren: hoe kan de veranderaar deze zachte kant bespelen opdat de gewenste verandering tot stand komt. Dat is bijna een spagaat: hoe kan de veranderaar intentionaliteit loslaten en toch de veranderdoelen bereiken.
“Veranderkundigen zijn met een fikse dosis zelfspot te zien als graalridders op zoek naar het antwoord op de vraag “Why transformation efforts fail?”” stellen de redacteuren in de een na laatste paragraaf van het laatste hoofdstuk van het boek. Dit is eigenlijk de zin waar alles om draait, maar hij moet wel gepreciseerd worden. We hebben het over intentionele doelgerichte transformatie/verandering zoals reorganisaties of cultuurveranderingen in bedrijven: een bestuur of een manager vindt dat het anders moet en haalt de bezem door de bestaande werkelijkheid, al dan niet ondersteund door veranderkundige adviseurs van velerlei slag. Het zijn deze transformaties die bijna altijd in het slop raken, en als ze het eindpunt al halen, dan niet met de oorspronkelijk beoogde resultaten. Een tweede aantekening: dit gebeurt in een context waarin vreselijk veel zaken, steeds meer zaken, steeds sneller steeds ingrijpender veranderen (Iets waar de redacteuren overigens uitdrukkelijk aandacht aan schenken in hun inleidende eerste en uitleidende laatste hoofdstuk). Misschien kun je zelfs zo ver gaan dat de mislukte verandering ook een verandering is. Kortom: niets lukt, maar alles verandert. Het einde van de veranderkunde, in de dagelijkse praktijk?
Daarbovenop refereren meerdere auteurs aan recente resultaten van neuro-wetenschappen: onze ratio levert slechts rechtvaardigingen achteraf van daden die door instincten en emoties voortgebracht en gestuurd worden. Slechts vijf procent van wat we doen is rationeel, dus wat beelden die veranderkundigen zich niet allemaal in? Is het wel legitiem te denken dat we grip kunnen krijgen op de sociale constructie die de werkelijkheid is?
Dit is een goed boek, maar de hamvraag staat dus pas in de epiloog. De optie van de redacteuren: van veranderen een kunst maken, is een kunstje, en wetenschappelijk noch managerial een echte optie denk ik. In het boek worden wat perspectieven geschetst die vruchtbaar kunnen blijken, maar die echt nader onderzocht en in de praktijk beproefd zullen moeten worden. Misschien mag ik als oriëntatie een vierde dilemma meegeven dat in veranderingsprocessen m.i. heel bepalend is: willen enerzijds, zin geven anderzijds.
Ondertussen maken de veranderaars er maar het beste van met behulp van de in dit boek geboden helderheid.