Geschreven bij De stad der blinden
Het boek begint met een man die blind wordt vlak voor het verkeerslicht op groen springt, hij wordt naar eigen zeggen omringd door een melkwitte wolk. Het is geen normale blinde, want normale blinden zien alleen maar zwart. Wanneer blijkt dat de blindheid besmettelijk is, is het hek helemaal van de dam. Eerst probeert de overheid de slachtoffers te beperken door de blinden en de mensen in hun dichte omgeving in quarantaine te steken. De eerste blinde komt terecht in een verlaten gekkenhuis dat nu dienst doet als een soort blindengevangenis. Al snel komen er honderden andere blinden toe, de mensen vallen terug op hun dierlijke instincten ook al proberen sommigen tevergeefs de orde te bewaren. Eén vrouw wordt niet blind maar besluit dit te verbergen voor iedereen behalve haar man. Wanneer het gebouw brand vat en de blinden naar buiten stromen beseffen ze al snel dat heel de stad blind is. De vrouw die ziet neemt de leiding over een kleine groepje blinden en verzorgt hen zo goed ze kan, zij is de enige die de gruwel met haar eigen ogen ziet. De honden en katten die verlaten zijn door hun baasjes zwerven rond en vallen af en toe een hopeloze blinde aan. De enige zorg van de blinden is eten zoeken, eigendom bestaat niet meer afgezien wat je mee kan dragen. Eens je als blinde verdwaalt vind je de weg toch niet meer naar je huis dus worden veel huizen gekraakt. Er heerst totale chaos en een ondoordringbare stank van uitwerpselen.
Het boek is op een zeer toepasselijke manier geschreven: in de wereld van blinden doen namen er niet toe. Het gezicht dat bij de naam hoort is toch niet gekend daarom gebruikt Saramago eigenschappen of herkenbare dingen om de personen aan te duiden, bv : de oogarts, de eerste blinde, het meisje met de zonnebril, de oude man met het ooglapje, etc. Als de personage een gesprek met elkaar voeren zijn de aparte zinnen slechts onderscheiden met een komma in plaats van met aanhalingstekens. Dat is ook verklaarbaar want een blinde hoort weinig verschil in wie wat zegt pas als hij de persoon die spreekt goed kent zal hij met gemak kunnen zeggen wie spreekt. Het verhaal in het boek is ook zeer goed opgebouwd en verteld, in het verhaal gebeuren geen zaken die totaal overbodig zijn, wanneer de eerste blinde zich thuis in zijn zetel legt komt dit mooi terug later of als we er een ellenlange opsomming is van onderwerpen die een of andere praatjes maker op dat moment uitroept is dat enkel omdat sommige al bediscussieerd zijn in hun groepje. Het vertelperspectief is dat van een alwetende verteller want er wordt niet duidelijk vanuit één personage verteld maar vanuit meerdere en nadat iets gebeurd is, wordt verteld hoe iedereen zich daarbij voelde. Een paar fragmenten hebben mij echt geraakt zoals de scene waarin ze de eerste dode moeten begraven of wanneer de vrouw van de oogarts verdwaald is en uiteindelijk toch een straatplan vindt of zelfs wanneer de eerste blinde naar de oogarts gaat om zijn (blinde) ogen te laten bekijken.
Ik vond het een zeer goed boek, in het begin moest ik wat wennen aan de schrijfstijl maar na 10 pagina’s was er geen probleem meer. Het boek is soms grappig maar het is ook serieus als het over serieuze onderwerpen gaat. Ik zou dit boek zeker aanraden omdat het je toch doet nadenken.