Dracula is een begrip op zichzelf, niet een, maar de vampier. Weinigen echter kennen het originele verhaal van de Transsylvanische graaf, dat aan het einde van de negentiende eeuw ontsproot aan de verbeelding van de Ierse schrijver Bram Stoker.
Het begin van de roman is bekend –de Britse jurist Jonathan Harker is te gast in het kasteel van graaf Dracula om de verkoop van een Londens herenhuis te regelen. Hij ontdekt beetje bij beetje dat er iets grondig mis is met de graaf. Het mysterie van Dracula’s ware aard is behoorlijk doorzichtig voor de eenentwintigste-eeuwse lezer, omdat hij (in de eerste plaats door Stokers boek zelf) vertrouwd is met de kenmerken van een vampier en bovendien eigenlijk nog voor het boek begint al weet dat Dracula een vampier is. De overige horror waar Harker aan wordt onderworpen in het kasteel is echter wel huiveringwekkend, gruwelijk zelfs (verstikkende kinderen in grote zakken als voer voor de vampiers, Dracula die als een hagedis langs de muren omlaag klimt of volledig gezwollen van het bloed in een tombe ligt te rusten, een onschuldige vrouw die op commando van de graaf door wolven wordt verscheurd). Het verhaal zakt echter in wanneer het zich verplaatst naar Engeland. De lezer volgt van dan af de zachtjes kabbelende belevenissen van Minna Murray, de verloofde van Harker, en haar vriendin Lucy Westenra en haar aanbidders John Seward, Quincey Morris en Arthur Holmwood. Dracula komt per schip aan in Engeland (werkelijk bloedstollend is het verslag dat de kapitein maakte van de reis). De gruwel die de vampier in zijn nieuwe land aanricht, is minder pakkend dan die in Transsylvanië zelf. Dracula is op zijn best als hij zich in zijn eigen kasteel bevindt. Stoker ook, overigens. Dat Lucy Westenra in een vampier verandert, komt minder angstwekkend over dan zou moeten. Dat betekent echter niet dat het verhaal volledig instort. Renfield, een psychiatrische patiënt van Seward die levende vliegen, spinnen en vogels opeet, is ronduit weerzinwekkend. Ook maken we kennis met Abraham Van Helsing, professor in alles, zo lijkt het wel (met de eindeloze rist titels van Van Helsing toont Stoker werkelijk enig humoristisch talent). Van Helsing is een man die ernst en geleerdheid uitstraalt en bij zowel lezer als medepersonages vertrouwen wekt. Hij ontdekt dat Dracula een vampier is en moet zijn rationele tegenspelers daarvan overtuigen. De twijfel tussen rationalisme en (bij)geloof waar de mens aan het einde van de negentiende eeuw mee worstelde, is misschien wel het centrale thema van “Dracula”. Na de dood van Lucy Westenra zetten Seward, Van Helsing, Holmwood en Quincey Morris de jacht in op de vampier, gesteund door Murray en Harker. Die strijd bestaat vooral uit een eindeloze zoektocht naar informatie en het neutraliseren van dozen vol aarde die Dracula nodig heeft om in te verblijven. Ze reizen hem achterna tot in Transsylvanië. De reis is weinig boeiend, maar de climax mag er zijn: ijzig, gitzwart en bloederig.
De gehele roman is geschreven in dagboekfragmenten, telegrammen, brieven en krantenartikels. Dit geeft een sterke schijn van realisme. Het ijzersterke geheugen van de personages en de accuraatheid waarmee ze hun dag in hun dagboek neerpennen is enigszins ongeloofwaardig, maar aan slechte verslagen van de gebeurtenissen heeft de lezer natuurlijk ook niets.
“Dracula” wordt ten eerste sterk gehouden door de talrijke schitterende passages waarin de horrorgrootmeester Stoker zich eens goed liet gaan. Helaas worden deze gedeelten afgewisseld door een heleboel minder sterke hoofdstukken. Ten tweede ligt de kracht van de roman in de prachtige, naadloze versmelting van feit en fictie.