Na zo’n honderd bladzijden te hebben gelezen, ging ik mij afvragen waarom ik toch bleef lezen in een boek dat over weinig anders gaat dan over geld en over het onvermogen om iets uit het leven te halen. Maar…, al gaandeweg zit er toch meer in deze lijvige roman. Zo zijn er boeiende en ook leuke conversaties, komen er personages langs waarvan de karakters treffend worden beschreven en is er uiteindelijk toch nog sprake van een zeker zingevingsproces. Toegegeven: je moet er wel naar zoeken want de oppervlakte is -ondanks, of misschien wel dankzij de vele literaire citaten en verwijzingen- toch wel het domein van dit boek.
De sleutel tot het verstaan van het boek zou wel eens -onder verwijzing naar de aan chronische depressiviteit lijdende Lincoln en Churchill- gevonden kunnen worden in……….’Maar bedenk wel: als Energie gelijk is aan Verrukking en Geestdrift aan Schoonheid, dan weet de Manisch-Depressieve mens meer van Verrukking en Schoonheid dan ieder ander’.
Uiteindelijk zou dit boek weleens een indringend beeld kunnen geven van de wereld waarin ‘hoogleraren in de poëzie’ en pseudo-‘academisch gevormde’ veellezers hun voosheid niet lang kunnen verbergen. De wereld wordt omgevormd tot toneel en literatuur maar houdt zichzelf niet in stand en kan de confrontatie met de andere werkelijkheid niet aan. De ontmaskering wordt door Bellow krachtig en soms op satirische wijze ter hand genomen. Soms leidt dit tot een plotselinge schoonheid, bij voorbeeld wanneer de hoofdpersoon met zijn eerste liefde van veertig jaar geleden, rond de keukentafel in haar huis over hun beider leven praten. Een staaltje van echt schrijverschap waarin de tegenstelling van ieders werkelijkheid prachtig in focus wordt gebracht.
Is dit boek nu één van de monumenten van de moderne literatuur ? Bij de eerste druk in 1973 werd het zo wél ontvangen en beoordeeld; nu, anno 2011, valt op deze kwalificatie wel wat af te dingen. Ik beschouw het maar als een geslaagd tijdsdocument. Herkenbaar, dat wel.