Loading...

Rampspoed & Tegenslag 64

Centraal Bureau Voor Genealogie

  • Bindwijze: Paperback
  • Taal: nl
  • Categorie: Geschiedenis
  • ISBN: 9789058020765
Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genelogie 2010
Inhoud
Taal:nl
Bindwijze:Paperback
Oorspronkelijke releasedatum:01 juni 2010
Aantal pagina's:238
Illustraties:Met illustraties
Betrokkenen
Hoofdredacteur:Maarten van Bourgondiën
Tweede Redacteur:Guus van Breugel
Co Redacteur:Lilian de Bruijn
Co Redacteur:Lilian de Bruijn
Overige kenmerken
Product breedte:158 mm
Product hoogte:17 mm
Product lengte:236 mm
Studieboek:Ja
Verpakking breedte:158 mm
Verpakking hoogte:17 mm
Verpakking lengte:236 mm
Verpakkingsgewicht:635 g
Overige kenmerken
Product breedte:158 mm
Product hoogte:17 mm
Product lengte:236 mm
Studieboek:Ja
Verpakking breedte:158 mm
Verpakking hoogte:17 mm
Verpakking lengte:236 mm
Verpakkingsgewicht:635 g

Samenvatting

rampspoed & tegenslag als genealogische goudmijn

Een van de paradoxen bij genealogisch onderzoek is dat rampspoed en tegenslag in het verleden, in het heden tot innige tevredenheid bij de onderzoeker kunnen leiden. Onverwachte vondsten over het leven van een voorouder zijn vaak het gevolg van het feit dat die voorouder iets ergs is overkomen. Zodra de individuele tegenslag veroorzaakt werd door een grotere rampspoed als oorlog, ziekte of overstroming, zijn er mogelijk specifieke bronnen waarin de voorouder in terug is te vinden.
Voor dit jaarboek hebben we gepoogd een aantal rampen bij elkaar te zetten die voor een genealoog interessant materiaal kunnen opleveren.

In Christen geef uw goed! De Algerijnse kaapvaart en slavenhandel in het begin van de negentiende eeuw komt het relatief onbekende fenomeen van de christenslaaf aan de orde. Van het begin van de zestiende tot begin negentiende eeuw werden circa één miljoen Europeanen gevangen genomen en als slaaf verhandeld in Noord-Afrika en andere delen van het Ottomaanse rijk. De christenslaven (onder wie ook vrouwen en kinderen) golden voornamelijk als handelswaar. Ze werden gevangen gehouden en tewerkgesteld in afwachting van hun vrijkoop vanuit Europa. Doordat er egodocumenten van slachtoffers en ooggetuigen zijn overgeleverd, weten we iets van de omstandigheden waaronder ze leefden ¿ waarbij moet worden bedacht dat die getuigenissen voor een deel mede werden opgesteld om mensen te stimuleren geld te schenken/doneren voor de vrijkoop van slaven. Van alle Nederlandse christenslaven die in de jaren 1814-1816 gevangen werden gehouden, zijn fragmentgenealogieën opgesteld, zodat ze in een familiecontext kunnen worden geplaatst.
De grootst denkbare ramp die een gezin kan treffen is de dood van een kind. In De dood van een jong meisje. Verslag van het sterfbed van Arnolda Alexandrina Bols beschrijft Nikolaj Bijleveld de gebeurtenissen rond het overlijden van de zeventienjarige Arnolda Bols. Zij stierf in de zomer van 1805 na een kort ziekbed. De laatste dagen van haar leven werden op haar eigen verzoek opgetekend door de predikant Pluygers en door een gelukkig toeval is dit omvangrijke document, als onderdeel van een familiearchief, in het bezit van het CBG gekomen. Bij het artikel is een integrale transcriptie van deze bron opgenomen. Bijleveld gaat nader in op het leven van het meisje en de (religieuze) betekenis van het sterfrelaas en plaatst het tevens in de tijd.
Oorlogen leiden op velerlei fronten tot ellende. Joost Welten schrijft in Naamloze doden. Een tyfusepidemie onder soldaten van Napoleon over wat hij noemt de ¿achterkant van de geschiedenis¿. Net als in de voorgaande twee artikelen baseert de auteur zich voor een belangrijk deel op egodocumenten. Tijdens de Napoleontische oorlogen vielen de meeste doden niet op het slagveld, maar achter het front als gevolg van uitputting en besmettelijke ziekten. De meeste soldaten kwamen naamloos aan hun einde. De tyfusepidemie die in de jaren tien van de negentiende eeuw in Maastricht woedde onder de soldaten van het Napoleontische leger, maakte ruim vijftienhonderd slachtoffers in zes maanden tijd. Vanwege de financiële belangen (iemand moest de zorg betalen) hielden de militaire hospitalen een tamelijk zorgvuldige registratie bij van de soldaten die werden opgenomen, soms compleet met uiterlijke kenmerken en bezittingen bij binnenkomst. Deze administratie kan voor genealogen interessante gegevens opleveren, waardoor een deel van deze doden niet naamloos blijft.
Het gevecht tegen het water heeft door de eeuwen heen vaak tot bittere rampspoed geleid in de Nederlandse geschiedenis. Margriet de Roever neemt ons in Watersnood in Waterland. Dijkdoorbraken van de Zuiderzee in 1825 en 1916 mee naar de twee laatste grote watersnoden in Waterland. In een tijd dat de overheid nog niet de macht had om te hulp te schieten, bleken de watersnoden voor de dorpen rond de Zuiderzee vaak desastreus. Weggespoelde huizen en stallen en verdronken vee werden niet vergoed; hulp vond plaats op particuliere basis. Na de ramp volgde de armoede. De laatste grote overstroming in 1916 leidde rechtstreeks tot de afsluiting van de Zuiderzee, waardoor er een einde kwam aan deze grote rampspoed ¿ en andere ellende ontstond voor de werkloos geworden Zuiderzeevissers. Opmerkelijk genoeg vielen er relatief weinig dodelijke slachtoffers onder de bevolking. Een aantal van hen krijgt een gezicht.
De winter van het jaar 1918 staat in het collectieve geheugen vooral gegraveerd als het einde van de Eerste Wereldoorlog. Dat er in die periode een grieppandemie heerstte die wereldwijd miljoenen slachtoffers maakte, is veel minder bekend. Het artikel Een windvlaag des doods. De Spaanse griep van 1918 gaat hier nader op in. In Nederland wordt het aantal slachtoffers op 30.000 geschat. De griep kwam waarschijnlijk mee met de Amerikaanse troepen die tijdens de oorlog naar Europa kwamen. Het ziekteproces verliep razendsnel: binnen enkele dagen na de besmetting overleed de patiënt. Opmerkelijk genoeg trof de ziekte niet, zoals bij eerdere griepepidemiën, de ouderen en mensen met een zwakke gezondheid. Deze griep richtte zich voornamelijk op twintigers en dertigers, en jonge kinderen, waardoor zich in veel families regelrechte tragedies hebben voorgedaan.
We eindigen het jaarboek met twee artikelen over de Tweede Wereldoorlog. De oorlog die door de meeste mensen wordt beschouwd als de grootste humanitaire ramp van de recente geschiedenis. Léon van der Hoeven beschrijft in Meeuwen: verloren en gevonden een gebeurtenis die weliswaar geen mensenlevens kostte, maar die voor genealogen behoorlijk rampzalig kan zijn: de vernietiging van archieven als gevolg van bombardementen tijdens de oorlog. Sommige archieven zijn toch bewaard gebleven doordat iemand nou juist de gegevens uit dat archief heeft opgetekend. Dit is het geval bij Meeuwen. Het stadje Meeuwen lag in 1944 in de frontlinie bij het ¿eindspel¿ van de oorlog. Het werd bestookt met bommen van de geallieerden. De bevolking was gelukkig tijdig gevlucht of geëvacueerd, maar wel viel veel archiefmateriaal aan het vuur ten prooi. Alle kerkboeken van vóór 1747 ¿ de oudsten dateerden uit 1629 ¿ gingen in rook op. Een groot deel van de informatie is echter terug te vinden in de aantekeningen van de genealoog P.F.L.C. Lach de Bère. Deze gegevens zijn nu door Van der Hoeven volledig getranscribeerd, zodat ze ook voor andere onderzoekers toegankelijk zijn.
Als laatste wordt aandacht besteed aan het bombardement op het Haagse Bezuidenhout van 3 maart 1945, dat ruim vijfhonderd slachtoffers maakte. ¿Zoo moet Rotterdam in 1940 gebrand hebben¿. Het bombardement op Bezuidenhout. Martin Spaans heeft als eerbetoon alle slachtoffers in kaart gebracht, met zoveel mogelijk genealogische gegevens erbij, waardoor de mensen een beetje een ¿gezicht¿ krijgen. De bekende volkszanger Koos Speenhoff stierf tijdens dat bombardement, evenals de vader van schrijver Cees Nooteboom. Van een aantal slachtoffers werden. Dubbel wrang is, dat het geen vijandelijk bombardement was. De bom kwam niet van Duitse zijde, maar net als bij het bombardement op Meeuwen van geallieerde kant.